Skip to main content

Joop Schets dirigeert een beschouwende en ontroerende Matthäus Passion

13 april 2019

Door Maarten Brandt -

Er zijn in den lande vele Toonkunst- en andere koren die zich jaarlijks buigen over Bachs Opus Magnum, zijn Matthäus Passion. Maar Toonkunst Arnhem is en blijft een verhaal apart.

Niemand minder dan Hans Brandts Buys zette er de toon mee. En wel met uitvoeringen van dit werk in grote en kleine bezetting. Met zijn voorkeur voor die kleinschaligheid was hij een voorloper van een traditie die nu alom gemeengoed is geworden, namelijk die van de historisch geïnformeerde uitvoeringspraktijk van Bachs klinkende nalatenschap. Een feit waardoor hij Nikolaus Harnoncourt mijlenver vooruit was. In zijn voetsporen trad dirigent en organist Jaap Hillen, die op zijn beurt in 1989 werd opgevolgd door Joop Schets die anno 2019 alweer dertig jaar de scepter zwaait over Toonkunst Arnhem en dit niet alleen Met Bachs meesterwerk, maar ook met soms verrassend romantisch en eigentijds repertoire.

Toen Schets begon zette hij er met de Matthäus Passion – voor alle duidelijkheid: dit is niet als een waardeoordeel bedoeld – stevig de sokken in. De toenmalige in zwang zijnde vertolkingen onder bijvoorbeeld John Eliot Gardiner, Ton Koopman en andere coryfeeën uit de Oude muziek beweging waren allerminst ongemerkt aan hem voorbijgegaan. Maar allengs vond Schets een onvervreemdbaar eigen grondtoon in Bachs meest bekende en geliefde werk en won het geheel aan rust, diepte en bezonkenheid. En wat meer is, kwam het koor meer en meer boven de materie te staan en dit laatste zozeer dat de noten van de meester uit Leipzig ‘by heart’ konden worden gezongen, zoals ook afgelopen zaterdag en zondag het geval was. Dit met als belangrijk voordeel een presentatie van de partituur die, zeker in de vergeestelijk gebrachte koralen, werd gekenmerkt door meer vrijheid en souplesse dan in het verleden en dat is een niet te miskennen winst. Heel fraai kregen ook de contrasten in zowel dynamiek als karakter tussen het grote (deel uitmakende van Coro I) en kleine koor (behorende tot Coro II) gestalte, getuige een schitterend gezongen O Haupt voll Blut und Wunden, waarvan het tweede couplet voor rekening kwam van het kleine koor. De tempi waren over de gehele linie zeer evenwichtig, dus noch naar de ene noch naar de andere kant extreem, terwijl ook het slotkoor van het tweede deel (in vele uitvoeringen veel te snel genomen) gelukkig heel uitgebalanceerd tot klinken kwam.

Hoe het ook zij, een groot deel van de kwaliteit van een Matthäus-vertolking valt of staat natuurlijk met die van de solisten. En al sedert jaar en dag, ook dat zegt natuurlijk iets over de geduchte reputatie van Toonkunst Arnhem, weet men zich van een voortreffelijke ‘cast’ te verzekeren, met als gevolg dat menige traan van ontroering kon worden weggepinkt tijdens de vele prachtige recitatieven, ariosi en aria’s en die deze partituur rijk is. Zoals bij Wiewohl mein Herz in Tränen schwimmt en Aus Liebe will mein Heiland sterben waarin Heleen Koele – zij het wars van vals sentiment – in topvorm opereerde, met als een van de voornaamste kenmerken een weliswaar slank, maar ook benijdenswaardig helder stemgemiddelde. Een verhaal apart, om niet te zeggen, een sensatie was het optreden van de countertenor Dave ten Kate, die qua theatraliteit bijna over de scheef ging, bijna, maar net niet helemaal. En juist dat maakte zijn benadering van het Erbarme dich, maar ook van Können Tränen meiner Wangen (de langste altaria en in menige uitvoering een enorm beroep doend op niet alleen het uithoudingsvermogen van de zanger(es), maar ook op dat van het publiek) tot onvergetelijke ervaringen. Getuige bijvoorbeeld het sensuele pianissimo tijdens het da capo van laatstgenoemde aria, dat ik zelden zo verfijnd heb gehoord. Over de overige solisten kan in eensluidende zin worden bericht, met onder meer een qua dramatiek werkelijk door merg en been gaand Eli Ei lama sabachthani door Hans Christian Hinz (Christuspartij), dan wel de schitterend door Marcel Reijans gerealiseerde smartelijke accenten in de befaamde (en beruchte!) Geduld-aria.

Kortom, het was een beschouwende en ontroerende Matthäus-verklanking de grote en grootse Bach-traditie van Toonkunst Arnhem op en top waardig, met tevens de nodige prachtige instrumentale bijdragen van continuo-speler (organist) Dirk Luijmes, alsmede die van de gambiste Ralph Rousseau Meulenbroeks en van de blokfluitiste Henriette Bakker bijvoorbeeld. Tenslotte nog dit, op Palmzondag 2020 (en natuurlijk op de eraan voorafgaande zaterdagavond) dirigeert Joop Schets zijn laatste Matthäus Passion, althans met Toonkunst Arnhem, iets om nu alvast in uw agenda te noteren!